IK WILDE GEEN KUNSTJES DOEN – IK WILDE HARD RIJDEN Interview met Astrid Janssen – zomer 2014

Masters C D E F 1 Astrid Jansen 2 Marja Roos 3 Anky Faber DSC 6680
Astrid Jansen (midden)

Astrid, hoe oud ben je momenteel? Ik ben eenenvijftig.

En hoe lang rij je al wedstrijden? Ik ben nu tien jaar lid van de HCA, dus ongeveer tien jaar.

Dus je bent meteen begonnen met wedstrijden rijden. Ik denk wel dat ik meteen dacht: o leuk, es proberen. Want ja, je hebt het ijs dan voor jezelf. In het begin stelde het natuurlijk niet zoveel voor, maar al doende heb ik het geleerd.

Hoe kwam jij binnen bij de HCA? Was je toen al een hartstochtelijk schaatster? Ik had les bij duo-sport, en dan ging ik vaak zelf nog een uurtje rijden. Maar bij de toerschaatsers miste ik de snelheid. De naam Hardrijders-Club sprak me wel aan, dus mede daarom ben ik lid geworden.

En daar heb je de techniek geleerd? Ik ben bij duo-sport blijven rijden – daar heb ik ieder jaar wel een stap gemaakt. Techniek, dat houdt eigenlijk nooit op, daarin raak je nooit uitgeleerd.

Wie was jouw eerste trainer? Bij Duo-sport was dat Mark Hakkeling. Hij is ook de trainer van de groep waar ik nu bij zit.

Hoe ben je in die tien jaar gegroeid? Door het vaak te doen ga je wat makkelijker met de omstandigheden om. Maar toch blijf je dan op een bepaald niveau hangen. Het starten, pure snelheid – dat zijn specifieke dingen die je eigenlijk apart moet trainen.

Waren er momenten, ontwikkelingen, waardoor het opeens beter ging? Het is toch vooral de techniek die er voor zorgt dat je goed op gang komt, dat je die rondjes snel kan doorzetten. Techniek en kracht. Op een gegeven moment kwamen er wat snellere meiden bij onze HCA-groep. Daar dook ik achteraan, en bij een wedstrijd merkte ik dan dat ik opeens meer snelheid had. De meeste progressie heb ik toch gemaakt in de trainingsgroep waarin ik nu zit.

Wat is dat voor een groep? Dat gaat eigenlijk buiten de HCA om. Ik was vier jaar geleden in Calgary bij de WK Masters. Daar is het initiatief ontstaan om een Masters-groep op te richten. De mensen die daar bij zitten zijn van verschillende clubs. Van de HCA zijn het Sietse van der Werf, Ruud Bouwmeester, André van Zaane, en dit jaar is Suzanne Mulder er bij gekomen. Totaal zijn we met z’n veertienen, zeven mannen en zeven vrouwen. We trainen op KNSB-uren, en vorig jaar zijn we met de baancommissie overeengekomen dat we ook op een selectie-uur mogen trainen. Onze sponsors zijn Loon Salaris software en Duosport. Loon zorgt o.a. voor de schaatskleding en een trainingsweekend naar Inzell. Duosport maakt de trainingsschema’s en verzorgt de trainingen. In de zomer doen zij ook de invulling van de krachttraining en het skeeleren.

Wanneer ben je voor het eerst landelijke wedstrijden gaan rijden? Dat was al vrij snel, na 2 jaar, dat ik een brief kreeg van de KNSB dat ik werd uitgenodigd voor het NK.

Op grond waarvan? Je moet toch bepaalde tijden rijden? Ja. Je moet je wel eerst kwalificeren. Om deel te nemen moet je per leeftijdscategorie bij de eerste acht op de ranglijst zitten, dat gaat nog wel. Maar de eerste drie – dat ligt ook heel vaak aan de baan waarop je rijdt. Het zijn meestal half-overdekte banen, en dan is het soms zelfs een voordeel dat ik train op een open baan. De tijden die ik rijd liggen dan zo rond de 47, 48 op de 500, en 2.28 op de 1500.

Is de groep waarin je nu rijdt, 50 tot 55 jaar, in Nederland sterk bezet? Ja. Met name de groep 45-50 en 50-55 zijn goed bezet. Je ziet het ook bij de mannen dat er met name in die leeftijdsgroep veel concurrentie is.

En als je dan bij de eerste drie zit kan je internationaal gaan rijden? Nee – organisatorisch staan het landelijke NK en het internationale WK eigenlijk los van elkaar. Het WK wordt georganiseerd door het internationale masters-circuit. Je moet je daarvoor ook wel selecteren, want er zijn per categorie maar een beperkt aantal plekken, vaak afhankelijk van de plaats waar het WK wordt gereden. In Noorwegen was bijvoorbeeld meer plaats, omdat de baan daar minder populair is.

Hoe vaak heb je nu al in het buitenland gereden? De eerste keer was in Bjugn, in Noorwegen, zes jaar geleden. En ik ben een keer in Baselga geweest, en in Calgary. Het afgelopen jaar was ik weer in Noorwegen, Stavanger.

Hoe was dat? Hoe waren je ervaringen? Heel leuk. Je ontmoet allerlei nationaliteiten, vaak mensen die je steeds opnieuw tegenkomt. We zitten als Nederlandse groep vaak in hetzelfde hotel, en ook met mijn trainingsgroep doen we dingen samen.

Moet je ’t zelf betalen? Haha – jazeker. Het is een soort vakantie: vaak plak je er nog wat dagen aan vast om wat van het land te zien.

Is het internationale niveau hoger? Nee. Misschien voor bepaalde individuen, maar in het algemeen springt Nederland er wel uit. In Calgary deed Roberto Sighel bijvoorbeeld mee, die was nog steeds in vorm, en won in zijn categorie. Vaak gaan de mannen wat langer door, er is bijvoorbeeld een man van 75 die nog respectabele tijden rijdt. Het is een technische sport, dus als je de souplesse en kracht behoudt, dan kan je heel lang doorgaan. Maar plezier staat voorop.

Jij verbetert nog steeds je pr’s? Ja, ik ben van plan om dit jaar weer een stap te maken.

Je hebt bijvoorbeeld alle clubrecords bij de masters, behalve op de lange afstanden.
Wat doe je er allemaal voor? Hoe ziet jouw trainingsweek eruit? In de zomer is de invulling heel gevarieerd; met de groep doen we bij duo-fit een krachttraining met losse gewichten, onder begeleiding van onze krachttrainer en op zondagochtend skeeleren we op de skeelerbaan in Baambrugge. Verder doe ik een specifieke sprongtraining of ga ik naar de zomertraining van de HCA. Eens per week een fietstraining met vrouwenwielrennen, een damesgroep. Deze trainingen vul ik aan met bijvoorbeeld een duurrit op de fiets of iets anders uit ons trainingsschema. Het komt neer op ongeveer vijf keer trainen per week. Daarbij moet ik natuurlijk ook aan m’n herstel denken en moeten mijn werkzaamheden als zelfstandig ondernemer het toelaten.

Je merkt nog geen tekenen van verval? Nee. Ik voel juist dat ik sterker word.

Waar valt nog iets te winnen? Met name in de techniek: het overbrengen van de kracht op het ijs. Dat is toch het allermoeilijkste aspect van het schaatsen. Erben Wennemars zei het al: in de zomer denkt iedereen dat ie wereldkampioen wordt, dan is iedereen sterk. Maar op het ijs merk je pas wat dat waard is.

Jij zit in jouw groep ook tussen behoorlijk goeie mensen. Je traint op hoog niveau. Dat klopt: we stimuleren elkaar, en we krijgen heel specifieke training en aanwijzingen. Dat maakt dat ik vooruit ben gegaan.

Het is ook een beetje een late roeping, als ik het zo hoor. Dat je pas op je 41ste bent begonnen met wedstrijdrijden. Klopt. Ik heb pas na m’n dertigste echt schaatsen geleerd. Daarvóór had ik nog nooit op noren gestaan. In Limburg hadden alle meisjes witte kunstschaatsen.

Aha, dat verklaart de zaak. Ik was als kind wel dol op slootjes en plassen, maar ik had de verkeerde schaatsen. Ik wilde op die kunstschaatsen alleen maar hard rijden – ik wist niet beter. Pas rond m’n dertigste, in Amsterdam, ontdekte ik op natuurijs wat ik eigenlijk wilde. Toen heb ik heel structureel, jaar in jaar uit, geoefend.

Over Jaap van der Spek 0 Artikelen
Vanaf 1972 op de ijsbaan te vinden. Eerst als wedstrijdschaatser, daarna 12 jaar als redateur/opmaker van de Op Uw Plaatsen, 10 jaar als trainer op de ZA2 en al weer een behoorlijk poosje als website beheerder. In het dagelijks leven eigenaar van een softwarebedrijf, echtgenoot van Carla en vader van 2 kids, Lisa en Jasper.